Internationale sociale zekerheid: “substantiële activiteit” in de woonstaat – het HvJ-EU verduidelijkt
12 november 2025
In een arrest van 4 september 2025 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) belangrijke duidelijkheid gebracht over de betekenis van “substantiële activiteit” binnen het kader van de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels. Deze uitspraak heeft directe gevolgen voor werknemers die in meerdere lidstaten actief zijn, maar ook voor hun werkgevers.
Het algemene kader
Volgens Verordening 883/2004 is een werknemer in principe onderworpen aan de sociale zekerheidswetgeving van het land waar hij zijn activiteit uitoefent.
Wanneer hij echter tegelijkertijd in meerdere lidstaten werkt, moet worden bepaald welk stelsel van toepassing is.
De verordening bepaalt dat de werknemer onderworpen is aan :
-
de wetgeving van de woonstaat, als hij daar een substantiële activiteit uitoefent,
-
of, bij gebrek daaraan, aan de wetgeving van de staat waar de werkgever is gevestigd.
Tot nu toe was onduidelijk wat precies onder “substantiële activiteit” moest worden verstaan. Het arrest van september 2025 brengt daar duidelijkheid in.
Wat betekent “substantiële activiteit”?
Volgens het Hof is een activiteit substantieel in de woonstaat wanneer :
-
minstens 25 % van de totale werktijd in die woonstaat wordt verricht, en/of
-
minstens 25 % van de totale beloning daar wordt verdiend.
Andere factoren mogen niet worden meegenomen.
Wordt deze drempel niet gehaald, dan kan men niet spreken van een substantiële activiteit. Het percentage van 25 % geldt dus als een strikte minimale voorwaarde.
Referentieperiode
De beoordeling van deze criteria moet worden gemaakt op basis van de verwachte situatie in de komende 12 kalendermaanden.
De startdatum van deze periode is het moment waarop de werknemer effectief begint te werken in twee of meer lidstaten.
Het gaat dus om een toekomstgerichte analyse, niet om een evaluatie van het verleden.
Praktische gevolgen
Deze verduidelijking biedt meer rechtszekerheid voor grensarbeiders, internationale ondernemingen en sociale zekerheidsinstanties.
Door een duidelijke kwantitatieve drempel vast te leggen, wordt een einde gemaakt aan subjectieve interpretaties.
Voor werkgevers betekent dit onder meer :
-
een nauwkeurige planning van werktijd en beloning per land,
-
de voorbereiding van ondersteunende documenten,
-
en het tijdig aanvragen van een A1-verklaring bij de bevoegde instantie.
Voor werknemers maakt deze beslissing duidelijk welke sociale zekerheidsregeling op hen van toepassing is – een cruciaal aspect voor bijdragen, pensioenrechten en ziekte- of gezinsuitkeringen.
Concreet voorbeeld
Een Belgische werknemer die in Namen woont en voor een Luxemburgse werkgever werkt, verricht 30 % van zijn werktijd vanuit België.
Hij verdient 28 % van zijn totale loon voor die Belgische werkzaamheden.
In dat geval oefent hij een substantiële activiteit uit in België en valt hij dus onder het Belgische stelsel van sociale zekerheid.
Indien dit aandeel slechts 15 % zou bedragen, blijft hij onderworpen aan de Luxemburgse wetgeving.
Aanbevolen aanpak
-
Vooraf plannen welke wetgeving van toepassing zal zijn.
-
Objectief beoordelen van de verwachte werktijd en beloning voor de komende 12 maanden.
-
Documenteer alles zorgvuldig.
-
Meld wijzigingen aan de bevoegde instanties.
-
Raadpleeg experts in internationale sociale zekerheid om fouten te vermijden.
Conclusie
Het arrest van 4 september 2025 vormt een belangrijke stap in de harmonisering van de Europese sociale zekerheidsregels.
De 25 %-drempel biedt een duidelijk en uniform referentiepunt voor alle betrokkenen.
💬 Heeft u vragen over uw specifieke situatie?
Onze experts helpen u graag verder met persoonlijk advies.
👉 Neem vandaag nog contact met ons op.
Bronnen :
-
Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, zaak C-203/24, 4 september 2025.
-
Verordening (EG) nr. 883/2004.
-
Verordening (EG) nr. 987/2009.
Recente artikelen
Blijf op de hoogte door ons nieuws te volgen.
Wilt u ons nieuws in uw inbox ontvangen?